Sinds we een – ahum – kerngezin zijn, komt het er maar zelden meer van om samen nog eens boodschappen te doen in een grootwarenhuis. Een spijtige zaak, want dat is een verdomd stresserende zaak geworden sinds de kassiersters geen prijzen moeten intikken.
Daardoor komen de producten die ze hebben ingegeven tegenwoordig tegen een rotvaart op je af. Zij moeten gewoon even je chocomousseke of wasverzachter over die glazen plaat voor hun neus zwaaien en hop: het ligt al bij de hoop. Zorg maar dat je het tijdig in je plastic zak hebt gestopt of er ligt nog zo’n hele berg vers aangekochte spullen als ze al willen afrekenen.
En je was al zo aan het vloeken op die zakken, want altijd heb je er wel eentje te weinig bij. En door je te haasten, maak je met die doos cereals natuurlijk een scheur van jewelste in een van de weinige zakken die je wel nog bij hebt. En intussen vraag je je – intussen lichtjes zwetend – af of er eigenlijk nog wel voldoende geld op de rekening staat…
Wat moet dat niet zijn als je al wat ouder bent, vroeg ik me van ’t weekend af, toen ik weer maar eens zo’n shoppingexpeditie tot een goed einde had gebracht. Dat moet toch ronduit angstwekkend zijn? Of erger nog: als je al een hele dag aan de lopende band hebt gestaan. En dan komen ook nog eens je aardappelen en je keukenrol op je afgedenderd. Let op mijn woorden: daar gaan nog malheuren van komen. Het is een kwestie van tijd voor er eens iemand echt door het lint gaat, aan zo’n lopende boodschappenband.