Tags
Ik had het helemaal uitgevogeld: onderzoeksjournalistiek zou de (Belgische) media wel redden. Als nieuwsorganisaties daar maar genoeg in investeerden, zouden ze wel weerstaan de vloedgolf van social media-diensten die de relevantie van traditionele media steeds vaker in vraag stellen. Maar op basis van een debat dat ik vorige week bijwoonde, georganiseerd door de alternatieve nieuwssite Apache en het Fonds Pascal Decroos, ziet her er niet naar uit dat we in België binnenkort veel vaker sterke staaltjes van onderzoeksjournalistiek gaan zien.
Van debatteren is – zoals wel vaker op dit soort avonden – weinig in huis gekomen, maar het was wel interessant om enkele van de schaarse Belgische onderzoeksjournalisten (Jan Antonissen van Humo en Douglas De Coninck van De Morgen) én een Nederlandse collega (Eric Smit van Follow The Money) over dit onderwerp te horen vertellen.
Er zijn een aantal redenen waarom er in ons land bitter weinig aan onderzoeksjournalistiek wordt gedaan. (Onder andere omdat het zo’n lang woord is, denk ik.)
Ten eerste is deze vorm van journalistiek vaak erg duur. Je moet een of meerdere van je betere journalisten gedurende dagen, weken, soms zelfs maanden vrijstellen om aan één verhaal te werken. Waarvan je aan het begin overigens nog niet weet of het wel zal kunnen verschijnen. De schrik voor briesende, op de tenen getrapte bigshots en – erger nog – hun leger goed uitgeruste advocaten zit er duidelijk in. En intussen kan of kunnen die journalist(en) geen pagina’s vullen of online artikeltjes die voor de nodige pageviews moeten zorgen. Zolang de media te kampen hebben met dalende inkomsten, zal er dus niet meer budget worden vrijgemaakt voor onderzoeksjournalistiek.
Antonissen en De Coninck waren het erover eens dat er nog een tweede aspect van tel is: de relatie tussen journalist en hoofdredacteur. De Coninck wees erop dat momenteel bijna alle publicaties die de publieke opinie beïnvloeden – De Morgen, HUMO, Knack, zelfs de VRT-nieuwsdienst – momenteel een hoofdredacteur hebben die daar nog niet lang zit. Volgens Antonissen moeten redacteur en hoofdredacteur elkaar nochtans blindelings kunnen vertrouwen als het op risicovolle artikels aan komt. En dat vertrouwen komt er uiteraard pas met de jaren.
Tot slot is het blijkbaar geen prioriteit bij de jonge wolven die net een opleiding journalistiek hebben gevolgd. Zoals Smit het nogal gechargeerd stelde: “Studenten journalistiek zijn luie flikkers. Die willen alleen maar interviews doen, portretjes maken, en zo snel mogelijk hun eigen column.” Kuifjes die overal ter wereld ten strijde trekken tegen het onrecht zijn ze niet. (Anderzijds: heb jij Kuifje eigenlijk één artikel zien schrijven?) Onderzoeksjournalistiek vergt serieuze offers op persoonlijk vlak. Zoals Luc Pauwels, een van de auteurs van De Keizer Van Oostende en ook aanwezig op het debat, het stelde: “Wij moesten dit boek na de werkuren maken. Concreet betekende dat dat wij meestal om twee uur ’s nachts de koppen bij elkaar staken om te zien hoever we stonden.”
Dichter bij Kuifje kom je als journalist niet, denk ik.